PRIESTER MARNICK DONZE AAN HET WOORD
TER GELEGENHEID VAN ZIJN ZILVEREN PRIESTERJUBILEUM
Beste vrienden, ik heb lang getwijfeld of ik iets zou organiseren rond mijn 25 jaar priesterschap. Ik vroeg mij af: “Moet ik al dat spel nog maken in mijn toestand.” Maar ik ben een oude koppige VTI-rat, gewend om nu en dan eens te “tjolen”. De aanstelling van mijn collega’s Guido Cooman en Frans De Muynck tot respectievelijk pastoor en medepastoor op deze parochie en op de Sint-Jansparochie heeft mij een beetje geïnspireerd. Dat was een mooie viering waarin een stuk hoop en vertrouwen in de toekomst schuilging, zodat ik dacht: “Ik ga mij nu nog niet laten doen door een beetje beperking, een lam pootje, om nog eens uit mijn kot te komen.” Ik dacht ‘dedju’ (pas op: ik heb niet aan De Mol meegedaan), in de Westhoek waar ik vandaan kom, hebben ze 100 jaar geleden toch ook ‘den Duits’ tegengehouden, ondanks alle tegenkantingen in de vorm van bloed, zweet en tranen. (Ik voel me nu even Winston Churchill. Ik weet wel dat dat citaat van de Tweede Wereldoorlog was. Pas op, vergis u niet, ’t pastertje Donze kent hier en daar nog zijn klassiekers).
Ik heb indertijd, in mijn Waregemse tijd, mijn 10 jaar priesterschap gevierd. Man, man, man, dat was een party. Het was een oud-leerling van mij die de drank leverde in het ontmoetingscentrum. Dat was in 2003. Ik was toen nog jong en snel (in de West-Vlaamse betekenis), mobiel en ‘klibber’ (dat is een Westhoeks woord dat niemand hier kent.) ‘Klibber’ zijn is overal aan en bij zijn en vooral lenig zijn. Een beetje zoals bisschop Lode van Brugge. Ik dacht toen ook al dat ik iets gepresteerd had, 10 jaar in de pastoraal van de Waregemse parochies en lesgever en pastoraal verantwoordelijke in het VTI te Waregem en Olsene, Deinze en Kruishoutem. Nu is het niet zozeer om die 25 jaar dat ik feest vier. Iedereen kan 25 jaar priesterschap vieren, op voorwaarde dat je door de opleiding geraakt en het leven je genoeg tijd gunt. Ik vier vooral, zoals ik het heb uitgedrukt op de uitnodiging, mijn herwonnen levensvreugde. Zij die mij in mijn glorietijd gekend hebben weten dat - als het om ergens bij te zijn en soms te blijven plakken - ik nergens overdreven veel te kort was geschoten. Maar in het leven kan er meer gebeuren dan ambiance, je ‘jeunen’ en een vorm van succes te hebben. Ik heb mijn eigen ‘Rijke Roomse Leven’ toch wel een beetje gehad. Het leven kan je ook eens een klopje geven in de vorm van welke tegenslag dan ook. Wat dit voor mij is geweest, hoef ik u niet te zeggen. En als door die tegenslag zoveel mogelijkheden en kansen in één vingerknip worden afgenomen, dan is de vraag natuurlijk: “En wat nu?”
Zowel geestelijk als lichamelijk ben ik, zoals ze zeggen, van heel ver teruggekeerd. Door een gunstige speling van het lot, ben ik nog in dit leven. Ook mentaal heb ik een zestal jaar in een negatieve spiraal van duisternis en ontmoediging en misschien zelfs een stuk verbittering doorgebracht. Ik ben er niet trots op om dit te bekennen, maar als je van het technisch onderwijs bent, zeg je de dingen zoals ze zijn. Het is pas na lange tijd, een tijd die je jezelf moet gunnen, dat je beseft dat een verlammend nostalgisch verlangen naar wat nog mogelijk was, je niet echt vooruit helpt. En als je die nostalgie kan loslaten, komt er ruimte vrij dat je weer wilt zien – en het werkwoord “willen” is belangrijk – wat er wel nog mogelijk is. En dat is relatief veel. Het spreken is intact gebleven. Het verstand, min of meer ook, maar er is ook niets bij gekomen… En qua mobiliteit kunnen we, mits de hulpmiddelen te gebruiken, ons nog behoorlijk uit de slag trekken.
Gelukkig voorziet onze maatschappij in veel soorten hulp en hulpmiddelen. Gelukkig dat we hier mogen leven in een maatschappelijk bestel waar fors en innovatief wordt geïnvesteerd in zorg. Als je je afvraagt wat de staat doet met je belastinggeld: een deel gaat naar mij en zovele anderen. Wat mij ook heeft gesterkt om langzaam te groeien naar een voorzichtig aanvaarden en plaatsen van mijn beperkingen zijn de vele herinneringen aan heel veel sterke mensen in de 17 jaar actieve pastoraal die in veel zuurdere appels gebeten hebben dan ik en waarvan velen hun pijn en verlies en rouw met waardigheid droegen en die desondanks vol vertrouwen, met vallen en opstaan, wellicht zijn doorgegaan met hun leven. Ik dank hen – sommigen zijn hier aanwezig – voor de kracht die zij mij door hun houding indirect hebben gegeven. Meer nog, te midden van hun rouw en pijn mocht ik bij hen vaak te gast zijn en zelfs van hun vriendschap en genegenheid en respect genieten. Tegenover hen heb ik de plicht om zelf alle waardigheid, sereniteit en vertrouwen te bewaren. Ooit zei wijlen directeur Paul Hannebouw van het VTI te Poperinge, l’ami du prêtre, c’est le prêtre.
Ik dank de priesters van Kortrijk die mij met vriendschap en respect omringen en in hun kring hebben opgenomen. Degenen die mij beter kennen, weten dat de trouwe aanwezigheid van mijn poezen, Lotje en Streepje, een wezenlijk deel van mijn leven nu vormen. Zij heten u ook welkom. Ik heb daarnet gezegd dat ik ook mentaal van ver kom. Er zijn jaren geweest dat ik mij afvroeg: “Wat doe ik hier nog?” De zinsvraag speelt op bepaalde momenten een grote rol. En ik merk bij mijn lotgenoten in het H. Hart, waar ik dag therapie volg, dat ik niet alleen sta met die vraag. De volgende anekdotes uit mijn duistere periode die ik ga vertellen zijn niet bedoeld om mensen onder jullie op te schrikken, maar dienen als uitgangspunt van de woorden van hoop en vertrouwen die ik ook zal uitspreken. Op een nieuwsjaarconferentie had ik eens de opmerking gemaakt: “Ik bid dat ze mij maar rap komen halen.” En toen wielrenner Claude Criquielion overleed aan een hersenbloeding: “Hij heeft chance, hij is er vanaf”. Een kritische luisteraar zal misschien opperen: “Waar is de kracht van je geloof?” Ik geef toe dat, in het licht van het geloof en de Algoede God, je bij tegenslagen toch een harde noot te kraken hebt. In het West-Vlaams zeggen ze: “Je sjiekt daarop”. Ik vond evenwel in heel wat gegevens, zoals de afwezigheid van fysieke pijn, de zorg, de vele mogelijkheden die nog over zijn, toch een beetje de aanwezigheid van God. Want waar Gods werk begint en waar het werk van de mens eindigt, weten we niet…
Ik heb nog steeds de ambitie om iets te doen in kerk en pastoraal, maar ik benijd zeker niet de actieve priesters. Mijn ambities voor het bisschopsambt en het kardinalencollege heb ik opgeborgen. Dus achtbare collega priesters, ga uw gang, van mij hoef je geen concurrentie te verwachten…
Ik wil meer dan van harte mijn mantelzorger Maria en haar familie bedanken voor de intense ondersteuning in de voorbije 8 jaar in goede en kwade dagen. Want ze waren er ook bij in die moeilijke tijd, toen ik met mezelf nog geen weg kon. Dank zij hen hoefde ik me geen zorgen te maken om de dag van morgen. Veel dank aan de gastvrije gemeenschap van de Scheutisten te Kortrijk, waar ik mij ook een beetje thuis mag voelen in de weekends en op de feestdagen, in een geest van eenvoudige welgemeende gemoedelijkheid. Ik dank ook het H. Hart, het dagbestedingscentrum Pamele voor hun ondersteuning, zowel het personeel en de medepatiënten, die mijn rare vorm van humor moeten verdragen. Ik dank mijn familie die in de mate van het mogelijke mij nabij zijn en er ook zijn als ik ze nodig heb. Graag vraag ik een applaus voor mijn ouders die ook al gevorderd zijn in leeftijd en ook al de nodige gezondheidsbeperkingen hebben ondervonden. Het gezin van mijn broer draagt zorg voor mijn ouders. Ik ben dankbaar tegenover mijn directies en collega’s van het VTI van Waregem die mij steeds en met volle overtuiging mijn ‘pastoraal ei hebben laten leggen’, in vriendschap en vrolijkheid. Ik heb daar zo’n plezante tijd gehad dat het afscheid ervan moeten nemen mij zwaar valt.
|
Beste mensen, ‘les choses de la vie’, ‘de dingen van het leven’, in de vorm van zoet en zuur, vallen iedereen ten deel. Ik zou u dit willen beklemtonen: “Hoe zuur het ook wordt, geef het niet op”. We zijn sterker dan we denken. Zelf heb ik altijd gedacht dat ik hiermee nooit zou kunnen omgaan. Ik heb de mensen vervloekt die, goedbedoeld, zeiden dat je ‘courage’ moet hebben en dat er een tijd komt van aanvaarding. Ik moet dan toch toegeven, niet vanuit een soort van simpel naïef gevoel, maar wel vanuit een zure en langdurige ervaring, dat er een soort verzoening komt. Dit heeft niet te maken met een bovennatuurlijke ingreep van God en Jezus Christus, maar met een proces dat je met veel tijd in jezelf laat groeien.
|
Ik ben en blijf dankbaar om het leven. Dank aan de mensen die mij in de huidige omstandigheden niet hebben laten vallen en zelfs opnieuw kansen hebben gegeven. Ik voeg aan allen die ik heb opgenoemd ook pastoor Guido Cooman toe die mij van achter mijn televisie heeft weggehaald om weer aan het kerkelijk leven deel te nemen.
Ik ben het leven dankbaar dat ik mijn geloofwaardigheid als priester - als zwakke vertegenwoordiger van het evangelie en het geloof, dat ons steeds opnieuw voorhoudt dat het leven en de hoop sterker is dan alles - heb mogen terugvinden. Ik hoop ook dat deze homilie niet overkwam als van iemand die de wijsheid in pacht heeft. Er zijn 1001 varianten van tegenslagen, alleen als bij de groep van minder mobielen, elk met hun eigen uitdagingen. Verwerking is een discipline waarin je nooit afstudeert en er is ook geen vademecum voor. Maar dank zij de juiste omstandigheden kan de zure wijn minder zuur smaken en vergeet ook niet: de voorraad zure wijn is niet eindeloos. Vraag dat misschien eens aan de nieuwe generatie wijnboeren in mijn geboortestreek.
Ook dit moet mij nog van het hart: de Kortrijkenaars zijn geen dikke nekken. Ik ken hier niet zo veel volk. Maar de mensen die ik ken en die ik ‘en passant’ tegenkom zijn zeer vriendelijk en behulpzaam.
Na de mooie dienst, opgeluisterd door het koor van de parochies St.-Elisabeth en St.-Jan, was er achterin de kerk een receptie aangeboden door de parochie. Het was voor priester Marnick een blij weerzien met familie en vrienden uit zijn geboortestreek, uit het Waregemse, uit Dagbestedingscentrum Pamele, van zijn nieuwe thuisparochie St.-Elisabeth…
Priester Marnick, we wensen jou nog veel mooie jaren in ons midden…
Ik ben het leven dankbaar dat ik mijn geloofwaardigheid als priester - als zwakke vertegenwoordiger van het evangelie en het geloof, dat ons steeds opnieuw voorhoudt dat het leven en de hoop sterker is dan alles - heb mogen terugvinden. Ik hoop ook dat deze homilie niet overkwam als van iemand die de wijsheid in pacht heeft. Er zijn 1001 varianten van tegenslagen, alleen als bij de groep van minder mobielen, elk met hun eigen uitdagingen. Verwerking is een discipline waarin je nooit afstudeert en er is ook geen vademecum voor. Maar dank zij de juiste omstandigheden kan de zure wijn minder zuur smaken en vergeet ook niet: de voorraad zure wijn is niet eindeloos. Vraag dat misschien eens aan de nieuwe generatie wijnboeren in mijn geboortestreek.
Ook dit moet mij nog van het hart: de Kortrijkenaars zijn geen dikke nekken. Ik ken hier niet zo veel volk. Maar de mensen die ik ken en die ik ‘en passant’ tegenkom zijn zeer vriendelijk en behulpzaam.
Na de mooie dienst, opgeluisterd door het koor van de parochies St.-Elisabeth en St.-Jan, was er achterin de kerk een receptie aangeboden door de parochie. Het was voor priester Marnick een blij weerzien met familie en vrienden uit zijn geboortestreek, uit het Waregemse, uit Dagbestedingscentrum Pamele, van zijn nieuwe thuisparochie St.-Elisabeth…
Priester Marnick, we wensen jou nog veel mooie jaren in ons midden…